Babylonië in Spanje: de Spaanse talen

Er worden op de wereld zo’n 6.000 talen gesproken. Meer dan de helft daarvan loopt het gevaar uitgeroeid te worden, net als het Latijn, ooit een heuse wereldtaal en heden ten dage niet meer dan een dode taal op schrift. Het gaat hier echter om “kleine” talen, die binnen een cultureel agressieve omgeving, vooral in Amerika en Afrika, trachten te overleven. Binnen Europa spreken we over het ‘Saami’ (Lapland).

Het Castellano (het officiële Spaans) kampt vanzelfsprekend niet met dit probleem; het is -na het Mandarijns chinees, dat door meer dan 885 miljoen mensen wordt gesproken- de meest gesproken taal van de wereld (332 miljoen), vóór het engels. In de V.S. zal het over 10 jaar de meest gesproken taal zijn.

In Spanje is het zg. Castellano of Español de overheersende taal. Oorspronkelijk komt het uit wat vroeger Castilla genoemd werd en waarschijnlijk in Cantabrië is ontstaan. Je had in de Middeleeuwen eerst het koninkrijk Castilla 'la Vieja' (heden: Castilla y León), en later Castilla la Nueva (heden: Castilla La Mancha en Madrid), dat van de Moren werd teruggewonnen. Het meest pure Spaans wordt dan ook nog steeds in de omgeving van Valladolid gesproken, in wat heel vroeger het koninkrijk van León was.


Toch is het Castellano niet de enige taal, die in Spanje worden gesproken, iets wat voor verwarring zorgt bij buitenlanders. Er zijn namelijk in totaal vier andere talen, die tegenwoordig officiëel in andere streken in Spanje worden gesproken. In Catalunya (Catalonië) spreekt men het Català (Catalaans), in Galicia (Galicië) het Galego (Galicisch), en het Euskera (Baskisch) in Euskadi (het Baskenland). In Valencia en op Mallorca en de andere eilanden van de zg. Baleares spreekt men twee varianten van het Catalaans, het Valencià en Mallorquín. In het dwergstaatje Andorra is Catalaans de voertaal.

In Catalunya en Euskadi wordt de eigen taal vaak gezien als de belangrijkste taal, die gebruikt wordt voor verkeersaanduidingen, ondelinge omgang en op scholen als eerste taal onderwezen wordt. Het Castilliaanse Spaans komt daar pas op de tweede plaats.

Je hebt nog een aantal 'mindere' talen, zoals het zg. Asturiano (in Asturias). Het wordt gesproken door ongeveer 100.000 mensen en wettelijk beschermd. Het is een aparte taal, en wordt in verschillende gebieden gesproken, zoals Asturias, León, Zamora, Salamanca, Extremadura en Cantabria. In Salamanca heet het “llionés, in Extremadura “extremeñu” en in Cantabria “montañés”.

In Andalucía worden door ongeveer 7 miljoen mensen dialecten van het Spaans, het zg. Andaluz, gesproken, die in sommige gevallen qua uitspraak nogal kunnen afwijken.

In de Vallei van Arán in Catalunya wordt het zg. Aranees gesproken. Taalkundig gezien is dat een dialect van het Franse Occitaans (Aquitaans). Het wordt door hooguit 4000 mensen gesproken.

Verder spreekt men in León, Cáceres en Miranda (Portugal) nog altijd bij mondjesmaat het Leonés, dat nog in het oude koninkrijk Asturias-León gesproken werd en in die tijd als verfijnder ervaren werd dan het Castellano, en aldus geschikter geacht werd voor poëtische expressie. Het Navarro-Aragonés, de taal van de eerste ‘romances’, oftewel glosas, wordt ook nog maar door een ongeveer 10.000 mensen gesproken, maar er bestaan pogingen de taal te revitaliseren.

Buiten Spanje wordt het Castellano, meestal met traditionelere invloeden, overheersend gesproken in Midden- en Zuid-Amerika. Buiten deze invloedssfeer is er het Ladino, de taal die door de Sefardische Joden in de late Middeleeuwen naar elders in Europa meegenomen werd (bv. naar Praag) en in het hedendaagse Israël nog altijd gebezigd wordt. Verder kennen wij, Nederlanders, natuurlijk het Papiamento, een mengsel van het Castellano, Afrikaans, Indianentalen, Engelse en zelfs wat Nederlands. Op de Filipijnen spreken zo’n 650.000 mensen het zg. Chabacano, een variatie van het Castellano, waarin o.a. de vrouwelijke vorm ontbreekt (‘El mujer’ i.p.v. 'La mujer').